opvatting van muziek te leeren kennen, wat hem later bij de leiding van zijn dilettantenorkest zoo goed te stade zou komen. Den tijd dien het orkest hem vrij liet gebruikte hij om lessen te nemen bij YSAYE en Leonard, waardoor hij zijn meesterschap over zijn instrument verder kon ontwikkelen. In 1886 keerde Steenman te Haarlem terug en vestigde zich als vioolleeraar. Als violist was hij daartoe volkomen bevoegd, maar naast zijn technische en muzikale begaafdheid had Steenman het geluk over die eigenschappen te beschikken die de leerlingen nader tot den leeraar brengen. Zijn eenvoudige hartelijkheid, zijn opgewektheid, zijn geduld niet te vergeten, maakten hem bij uitstek geschikt om de ambitie er in te houden, vooral in dien moeilijken tijd dien het nu eenmaal duren moet vóór een beginner op de viool een zuiveren toon aan zijn instrument vermag te ontlokken. Steenman bleef onverstoorbaar opgewekt en wist met een vroo- lijken kwinkslag den jeugdigen discipel over zijn teleur stelling heen te helpen. Zoo zag men hem op de jaar- lijksche voordrachtavonden der leerlingen, hier een viool stemmende, daar een bemoedigend woord spre kende, ongedwongen vriendelijk temidden van ouden en jongen. Al spoedig kreeg Steenman een uitgebreiden kring van leerlingen; hij liet het echter niet bij het geven van vioolles; als solist werkte hij, naast Willem Kes, den eersten dirigent van het Concertgebouworkest, Willem Robert en anderen, mede aan de Séances voor Kamermuziek die destijds door Schlegel te Haarlem werden georganiseerd, en zelf gaf hij jaarlijks eenige Matinées musicales, waaraan van den aanvang af de zanger Johan Messchaert, de violoncellist Mossel en de pianiste Mevrouw Mossel-Belinfante

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 1934 | | pagina 25