38
van huis en erve komt voor ƒ1600.— in handen van
W. Gannick en Jacobus van den Sprang, beiden wijn-
koopers te Haarlem. Of het niet rendeerde? Reeds
in Mei van hetzelfde jaar weten de bezitters van
de toen nog naamlooze hofstede later „Eindenhout"
ten Zuiden van de herberg, namelijk de Amsterdamsche
broeders Johan en Reynier Laclé (la Glé) zich voor den
zelfden prijs het bezit van die helft van het Droncken-
huisje te verzekeren. Waarschijnlijk stelden de Amster
dammers weinig prijs op herbergjoleit vlak naast de
deur van hun buitenverblijf. Aan den Noordelijken
herbergkant duurt het echter nog voort, want nog in
1703 verkoopt Cornelis van de Heyde de andere,
Noordelijke helft van de herberg voor ƒ1800.—
aan Jacob Cool, koopman te Westzaan, die blijkbaar
het herbergbedrijf voortzet, want de verkoop geschiedt
op voorwaarde dat Cool al zijn bieren zal halen uit
van der Heyden's brouwerij ,,Het dubbeld Ancker"
te Haarlem. In 1717 werd de toenmalige eigenaar
van Eindenhout de Amsterdammer Gerard Muyser
voor ƒ1425.eigenaar van het toen blijkens den
prijs wel sterk vervallen huisje, dat in 1775 voor het
laatst als een afzonderlijk deel van Eindenhout wordt
vermeld. Tot zoo lang konden er dus de Haarlemmers
hun vermaak zoeken.
De plek waar later het huis Eindenhout op zou
verrijzen, wordt in de officieele stukken voor het
eerst vermeld in 1630 en wel als een hofstede ,,een
nieuw getimmert huis en erve met boomgaard" door
Annetgen Maertens, Wed. van Cornelis Pieters ver
kocht aan Jacob Raep, koopman te Haarlem. Het
grenst behalve aan het Dronckenhuisj e'aan buiten
huisjes aan de Vaart van den Haarlemschen tresorier
Gerrit Ruyckhaver en Cornelis Pottagie. Dat in die