van 1745 bezitten we, bij den verkoop van bet geheel
voor f 10.000.- door Sara Muyser zijn weduwe en
de voogden van zijn minderjarige kinderen aan Chris-
toffel Lublinck van Amsterdam, een uitvoerige beschrij
ving van de deelen waaruit dit landgoed dan bestaat:
1. Een hofstede, met huisinge en verder getimmert
genaamd „Endenhout". Hier komt voor het eerst
en nu voor goed die naam in de stukken voor.
2. Een stuk grond aan den Heerenweg over den
Haarlemmerhout met eeuwige erfpacht van de stad
Haarlem (zie reeds tevoren vermeld).
3. De „herreberge" het Dronckènhuisje.
4. Een opstal van een huis met syn plantage genaempt
„De Hut", staande op grond van het Sint Eliza-
bethsgasthuis, dat hiervoor jaarlijks ƒ90.- moet
ontvangen.
Waarschijnlijk is dit een der theetuinen van Ruyck-
haver en Pottagie hiervoor vermeld en mogelijk be
hoort hiertoe ook „het antieke Gotische huisje aan
de Vaart" dat Loosjes (zie te voren) er beschrijft.
5. V erschillende stukken wei- of hooi- en warmoesland.
Lublinck vermeerdert dit bezit in 1746 voor de
som van ƒ3100..- met een stuk weiland dat aan het
weeshuis behoorde en in 1746 voor ƒ6700.met nog
een stuk land van het groote of St. Elizabethsgasthuis,
met beding van het behoud van noodwegen over „den
ouden Aerdenhoutslaan na de Heerenweg".
Nog in 1746 krijgt Lublinck het recht van Rijnland
bij het maken van een oprijlaan, een brug over de
„wegsloot" te slaan en een sloot langs den weg te
doen schieten. Het perceel Eindenhout belendt dan
aan dat van Isaac Lohoff, den toenmaligen eigenaar van
„Vreedenhoff" die dit laatste pand in 1750 overdroeg
aan Floris Visscher van Haarlem.