44 genoten, want reeds 3 Februari 1802 transporteert hij de Hofstede Eindenhout met meubels en de gronden erbij behoorende, uitgebreid tot 6 morgen en 283 roe, voor de somma van ƒ40.000.aan Jacob Temminck. Deze Jacob Temminck was de vierde zoon van den Amersfoortschen burgemeester Coenraad Temminck. Zijn oudere broer Mr. Matthijs, die van 1792'1800 Scheybeeck in Beverwijk bezat, was kassier; Jacob later directeur van de Oost-Indische Compagnie, wier magnaten blijkbaar veel sympathie hadden voor dezen hoek van Den Hout. Jacob, vurig Oranjeklant, was in 1795 naar Lau sanne uitgeweken, maar blijkbaar lokte de rust toestand, die de vredesonderhandeling te Amiens be loofde, hem weer naar het vaderland en juist naar deze streken, omdat ook zijn zoon, Neerlands grootste ornitholoog, Coenraad Jacob Temminck het buiten goed Wildlust bij Lisse bewoonde. Deze was later als kamerheer van Koning Lodewijk ook vaak gast op het Paviljoen. Dat Jacob Temminck vooral de zomers op Eindenhout hoopte door te brengen, daarvoor pleit zijn reeds 1 Maart 1802 ingewilligd verzoek aan de Ge meente Haarlem, om in de Leidsche Vaart palen te mogen plaatsen en een koepel te doen bouwen. Die vergunning kostte hem ƒ150.'Hij vergroot nog weer het grondgebied van Eindenhout door èn de bezitting van Dirk Damen èn die van Van Eeden (zie te voren) aan te koopen. Jacob Temminck had, evenals Hope, maar op veel bescheidener schaal, op zijn reizen veel schoons en merkwaardigs verzameld. Zoo is het Temminck, die op de hardsteenen voet stukken aan weerszijden van den gevel van Eindenhout de twee sfinxen deed plaatsen. Niet alleen dat dit

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 1934 | | pagina 66