door kinderen en kleinkinderen steeds als vaststaande is overgeleverd; maar bovendien, als 13 Dec. 1818 Jacob Temminck, sinds 1806 weduwnaar van Alida van Stamhorst, voor ƒ45.000.— Eindenhout met al het daarbij hoorende verkoopt aan Jhr. Henri Theodore de Wijkerslooth van Grevenmachern, lid der Hol- landsche Ridderschap, wonende te Amsterdam, Hee rengracht 538, dan worden voor het eerst bij den verkoop vermeld „de kisten voor de Sphynxen". Met het woord voor deze vreemde wezens wist de notaris klerk blijkbaar niet goed raad. Op een teekening van 1806 van hA. Milatz komt het huis nog zonder de beelden voor. Allan (Deel IV, bl. 160) schrijft erover: Eindenhout (is) te onderkennen aan de beide uit Italië aangebrachte wit marmeren sphinxen, wier kunstwaarde, zoo men wil, nog al van beteekenis moet wezen". Maar Haarlem's nog beter ingelichte plaatsbeschrij ver Gonnet, wist altijd te vertellen, dat slechts een der beelden uit Italië was aangevoerd en het andere hier nagemaakt. En de feiten geven hem gelijk, zooals de hierbij- gaande plaatjes alle duidelijk maken. Want van deze vrouwelijke sfinxen vertoont de Zuidelijke duidelijk een klassieker karakter dan de Noordelijke die een breeder gelaat, en veel minder edele gelaatsuitdrukking vertoont. P. J. Lutgers teekent er bij zijn „Gezigten „in de omstreken van Haarlem" van 1838 over aan: „beide (zijn) met groote kosten uit Italië overgebragt; „men beweert, dat de een bij de overkomst gebroken „werd bevonden en dat een inlandsch kunstenaar „naar het gebroken model een nieuwe vervaardigde „met zooveel bekwaamheid, dat men den echten van „den nagevolgden niet weet te onderscheiden." Helaas

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 1934 | | pagina 67