- 46 draagt geen der twee beelden eenig merk. Nog worden tegen vorst de beelden geregeld met de kisten" bedekt, maar toch beginnen zij reeds gevaarlijke verweerings- verschijnselen te vertoonen. In den tuin staan sinds een twintigtal jaren vrij slordige afgietsels der sfinxen waarvan de moulage zich nog op de zolders bevindt. Lutgers schrijft ook, dat Eindenhout onvoltooid is en gedacht was met twee zijvleugels. Stellig zouden deze den wat te forschen gevel ten goede zijn ge komen maar veel plaats was er, althans aan de Zuid zijde, niet voor. De geschiedenis van Eindenhout verder vervolgend, zien we 26 Mei 1824 het buiten uit den boedel van H. Th. de Wijkerslooth, j* 30 Dec. 1823, toegewezen aan zijn dochter Maria Geertruida de Wijkerslooth van Grevenmachern, vrouw van Johannes Stephanus Schaep, wonende te Amsterdam in de buurt der Wij kers! o oths, namelijk Heerengracht 502. Zij moest de erfenis van haar vader deelen met de kinderen van haar in 1813 overleden zuster Angelique Louise de W. van G., die gehuwd was geweest met Ridder Arnold Willem van Brienen. Die kinderen waren Willem Dirk Arnold, Maria van Brienen en Adelaide Henriette Angelique v. B. Bij de taxatie van deze erfenis voor den vrederechter is Johannes Bernar- dus Westerwoudt van Amsterdam de makelaar. Mevrouw Schaep heeft blijkbaar na een zomer reeds genoeg van Eindenhout, want 28 November 1824 krijgt de Amsterdamsche makelaar Arend Hendrik Brak voor ƒ38.000.'het geheele pand in handen. De andere tak der familie dacht er echter anders over en van de echtgenoote van A. H. Brak nam de weduwnaar van Mevr. Schaep's zuster Ridder Arnold Willem v. Brienen, sinds 1835 baron en Lid der Eerste

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 1934 | | pagina 68