83
van het koloniaal liberalisme". In het No. van 8 October
'68 bleek de frontverandering van de Java-Bode; de „om-
loodsing" was een feit. Hevige aanvallen in de liberale
pers werden tot een storm, toen in November uitlekte,
dat Huet den vrijen overtocht had aangenomen „als prijs
voor de zamenstelling van een rapport over de breideling
der drukpers in Indië". Ofschoon Anna den 21 Oct. '68
aan Sophie schrijft: „Tobt toch niet te veel over ons
de lucht klaart reeds op. Er zijn er, die nu reeds het land
hebben over hetgeen zij in blinde woede deden tegen Huet.
En vele lieve en gedinstingeerde menschen zijn op zijn
hand". (H.S.) en haar den 17 Nov. mocht herhalen,
„dat Huet meer en meer in kennis komt met lieden van
gezag van de conservatieve partij, die hier zeer werkelijk
bestaat, al ontbrak het haar tot heden aan een orgaan"
(H.S.), waarbij Huet zich in zijn brief van 18 Nov. aan
Potgieter even optimistisch aansluit met de woorden:
thans beginnen mijne tegenstanders zeiven het er reeds
voor te houden, dat de Java-Bode het winnen zal" (C. II,
38), tóch klinkt zijn toon tegenover Grevelink minder
gerust: „(18 Dec.) Het is hier ter stede eene soort van
relletje geworden voor het blad te bedanken", (E2. 20)
en 10 dagen later: „Het gaat op dit oogenblik met de zaken
van den Java-Bode hard achteruit mijn geheele maat
schappelijke positie, de toekomst van vrouw en kind
daaronder begrepen, staat op het spel". (E2. 21/2). „Met het
nieuwe jaar is - schrijft Huet naar Soerabaja mijn
hoop, dat de Java-Bode het op den duur zal kunnen houden,
een weinig verlevendigd het schijnt voorloopig bij de
in December aangerigte slachting te zullen blijven" (E2. 26.)
Anna juicht nog niet: „Och, het is hier zoo'n miserabel
huishouden, degeen, die ons voorspelden, dat wij
er niet bij behoorden, hadden gelijk; tusschenbeiden betreur
ik ons Hollandsch kringetje diep". (9 Febr. '69. H.S.).
Gelukkig brengen brieven van de Leliegracht geregeld
verkwikking. Zij kan 14 dagen later hare „liefste Sophie"
verzekeren: „bijna geen enkele mail, die ons niet vèrheugde
wilde H. persoonlijk met hem kennis maken, doch „het geheele onderhoud
heeft geen 5 minuten geduurd. Die goede man is blijkbaar zoo boos als een
spin", schrijft Huet 7 Aug. '69 aan Anna (A. I, 220). Gr. verdacht H. van
dubbelhartigheid. (E.2 35).