109
tot zijne levensgeschiedenis als tot de kennis van zijne
denkwijze". (C. III, 218). Twee maanden later (17 Juli)
was een lange brief gevolgd met dit slot: ,,ik bezit een
groot aantal brieven van hem, waaronder zeer vertrouwe
lijke, maar zóó vertrouwelijk (in het oordeelen over men-
schen en dingen, bedoel ik), dat er voorshands geen gebruik
van mag worden gemaakt. Zoo gij mijne brieven aan hem
niet vernietigd hebt, of hij zelf ze niet vernietigd heeft,
bewaar ze dan s.v.p. voor mijwant in de zijne is veel,
wat alleen verstaanbaar wordt, wanneer men ze nu eens
als vragen, dan als antwoord beschouwt". (C. III, 223).
Spoedig kreeg Anna van hare vriendin antwoord, waarop
ze 29 November '86 terugschrijft: ,,dat gij aan Gideon
Gideon zijns vaders brieven wel ter leen wilt afstaan, is
charmant van U, en in gedachten omhels ik er U hartelijk
voor. Ik zal ze dan overschrijven. Van een ruil met die van
Uw broeder zou ook hierom geen sprake kunnen zijn,
omdat wij die juist noodig hebben voor de zamenstelling
onzer biografie. Gedurende 16 jaren is het geestesleven
dier beide vrienden zoo naauw verbonden geweest, dat
men den een niet kan begrijpen zonder den ander. Neen,
wij wenschen van de correspondentie van beide zijden,
zooals ook van die van Mevrouw Bosboom met Huet gebruik
te maken. Natuurlijk zullen we daarbij met de meest
mogelijke discretie te werk gaan Hoe kunt ge meenen,
dat wij zeiven niets aan die brieven hebben zouden? Zij
maken deel uit van ons zielsleven, Gij hadt het moeten
bijwonen in Indië. Als hij te huis kwam, moest hij ze eerst
zelf ontcijferen en daarna werden wij geroepen en begon
het genot van ons drieën
Zoo gij die van Huet wilt overzenden, is het beste middel
per aangeteekend postpakket" (H.S.). Sophie denkt aan
geen verzenden; aan Anna evenmin als aan haar man
vroeger. Anna steeds wachtende, vult den tijd met het
copiëeren van Huets „Voorlezingen", waarvan zè maande
lijks (van Dec. '86 tot Aug. '87) 21/2 vel kopij levert aan
„Nederland". Heel gaarne zou Anna ook voor een even-
tueelen 3en druk van Adam Bede den in 1858 verschenen
goedkooperen 2en druk (Sneek) herzien hebben, waarvan
de nieuwe uitgever niet de hoffelijkheid had gehad, haar
de revisie te verzoeken. Maar een desbetreffend verzoek