en tevens eene beschrijving van de blazoenen, schilden,
bekers en verdere inventaris in het bezit van Trou Moet
Blycken werd opgenomen, waarmede hij niet alleen
aan de Sociëteit en hare leden een dienst van onschat
bare waarde heeft bewezen, maar bovendien een zeer
belangrijke bijdrage heeft geleverd tot de geschiedenis
van de stad Haarlem. Dat hij een groot voorstander
was van het in eere houden van tradities bewees hij
door twee maal als factor op te treden en derhalve
twee jaarverzen te maken, waarin de hem zoo eigen
humor sterk naar voren trad, benevens door de zoo
vele moeite die hij zich heeft getroost om het jaarlijksche
Catharijnemaal met de daaraan verbonden oude ge
bruiken, in eere te herstellen.
Van zijn Sociëteit en vriendenkring kon VAN Lennep
niet scheiden, en toen hij in den laatsten tijd van zijn
leven zijn intrek nam op den huize Manpad te Heem
stede en zich zeer moeilijk meer kon verplaatsen,
liet hij zich toch drie maal per week naar Trou Moet
Blycken vergezellen, om aldaar op zijn vaste plaats
bij het raam, in dien stoel waarin hij zoo vele jaren
had gezeten, te midden van zijn grooten vriendenkring
te zijn. In gedachten zullen wij hem daar op die vaste
plaats blijven zien, als den onderhoudenden man,
steeds vol van grooten en gezonden humor, het type
van den echten, ronden zeeman, die niet gewoon was
ooit een blad voor den mond te nemen, maar om steeds
eerlijk en ronduit voor de waarheid of voor zijn meening
uit te komen altijd slagvaardig om iederen op hem
gerichten aanval raak te pareeren.
Zóó zullen wij aan onzen Otto blijven denken.
Wij zullen hem erg missen, doch niet vergeten.
H. M. VAN BEMMELEN.