de regeering in het leven geroepen instelling, waaraan
mannen als Treub en Nolens mede hun laatste levens
jaren hebben gewijd.
Uit dit werk is door zijn toewijding als vanzelf
sprekend gegroeid de bij K.B. van 19 December 1922
ingestelde Rijkscommissie voor Werkverruiming, waar
van ook het secretariaat aan zijn handen werd toe
vertrouwd. Over deze zijn levenstaak zeide Dr. van
den Tempel o. a. „Niemand in ons land heeft in de
jongste twintig jaren, zoo ononderbroken als hij, zijn
tijd en werkkracht gegeven voor de bestrijding der
werkloosheid en de leniging van den nood der werk-
loozen. Hij werkte aan die taak met een ware harts
tocht. Het geheim daarvan is voor hen, die hem goed
kenden, gemakkelijk te doorgronden. Hij was een
sociaal uiterst susceptibel mensch. De werkloosheid,
de sociale ellende der werkloozen drukten hem. Lieten
hem geen rust".
Midden in zijn omvangrijk werk in stad en land
op 52-jarigen leeftijd had hij het doctoraal examen
rechten gedaan. Hij was toen reeds een aantal jaren
een zeer gewaardeerd lid van den gemeenteraad. Bij
een in 1928 ontstane vacature koos de Raad hem tot
wethouder en werd de portefeuille van Openbare
Werken en Volkshuisvesting aan hem toevertrouwd.
Over welk een werkkracht Mr. Gerritsz beschikte
blijkt, als men zijn arbeid als wethouder verricht
neerlegt naast zijn belangrijk werk in het land.
Gedurende zijn ambtsperiode kwamen een aantal
uitbreidingsplannen tot stand, die voor de toekomstige
ontwikkeling van Haarlem van het grootste belang
mogen worden geacht. Als over eenige jaren in het
Noorden der gemeente het complex van sport- en