den aankoop van nog een groot verguld zoutvat even eens versierd met een St. Jacobsbeeld voor ƒ89.' en 5 st„ waarvoor echter de 25 broeders vrijwillig tesamen 70.— schonken. Deze zoutvaten gingen blijkbaar reeds vóór 1692 verloren, want dan worden zij reeds niet meer bij de inventaris vermeld. In den Staet van 1692 komt voor een „goud ofte silver verguld Forquet (vleesch-vork). Een niet nader verklaard geschenk aan het gild is dan eveneens verloren geraakt „Een schip met sijen salagens, takels en geschut", dat Heyndrick Gerretsz, bakker, lid van 1617—1629, voor het gilde had ge maakt". Het is op de inventaris van 1611 bijge schreven, doch in 1692 reeds verdwenen. De Leden. Hun aantal beliep van 1588, het begin der be houden boeking, 33. Volgens de ordonnantie van 1626 zal dit zijn „25 ende 30". Een enkel maal komt men tot „supernumeraire" leden. Van de leden mogen volgens die ordonnantie slechts 15 Katholiek zijn. De nieuwe leden worden steeds bij meerderheid van stemmen gekozen en dan op een volgende vergadering met een plechtige toespraak van den Deken begroet en op hun plichten gewezen, waarna de coöptatie van het bestuur geschiedde. "We vinden sinds 1588 alle standen van Haarlem als leden geboekt. Duidelijk blijkt mijns inziens daar uit, dat bij velen het oude geestelijke doel meer nog dan het nieuwe van vriendschappelijk samenzijn^ voorzat en dat alle oud-pelgrims ook al waren zij Hervormd geworden er bij aangesloten waren. M.en vindt er zoo onder burgemeesters, stadssecre tarissen en schepenen; notarissen en luitenants; Keizers

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 1936 | | pagina 73