62
Het was Mr. H. J. van Wijckersloot van Weerde-
steyn, raad en wethouder van Haarlem, die deze
motieven aan Lodewijk voorhield, doch, al had Z.M.
onder algemeene bewoordingen wel zijn zorg voor de
belangen van de stad betoond, zoo was wel te merken
dat ook Amsterdam, alhoewel verzekerd van den zetel
van de Nederlandsche Munt, zijn best deed, aldaar
eveneens den zetel van het departementaal bestuur
te krijgen. Wijckersloot waarschuwde daarom, dat
men niets moest nalaten, om alsnog den Staatsraad,
die spoedig hierop besluit zou nemen, te bewerken
met adressen van den Raad en notabele ingezetenen
Men herinnerde zich, dat het request van de Com
missarissen over de Neringen en Handteringen tegen
de concept-wet van 7 Nov. 1806 tot vernietiging der
gilden, succes had gehad en probeerde aldus wederom
langs dezen weg het doel te bereiken. Terstond beloof-
miSSarisSen hun medewerking en leverden
op 6 Maart 1807 een request met memorie van ad
structie bij den Raad in. Hierin zetten zij het diep
verval uiteen van de stad, waaruit de welvaart ver
breidende fabrieken genoegzaam geheel verdwenen
waren. „Er bestaat hier ter stede niets 't welk een
„algemeene tak van handel of bedrijf kan genoemd
„worden, waaruit haar ingezetenen kunnen bestaan."
Vandaar het amoveeren der huizen, terwijl de kapitalen
zeer verminderd zijn. De schoonste gebouwen worden
verkocht als burgerwoningen; lands- en stadslasten
zullen weldra niet meer opgebracht kunnen worden.
Door de steeds hoogere lasten, gevolg van de vele
armlastigen, is er ook geen hoop, dat menschen,
die elders kapitaal vergaard hebben, zich te Haarlem
zullen vestigen ter willé van de ligging en mooie om
streken, zoodat de stad meer en meer ontvolkt zal worden.