Hoofdstad van de provincie Noord-Holland werd Haarlem eigenlijk eerst bij de grondwet van 1840, toen Holland in twee provinciën gesplitst werd. Dit echter werd door de meesten beschouwd als een officieele erkenning van wat reeds lang een feit was; het voordeel van de erkenning was, dat ook het Noorde- lijk gedeelte een eigen gerechtshof kreeg. Toch schijnt bij de besprekingen van de grondwetsherziening nog ter sprake te zijn gekomen, of men bij de splitsing het gouvernement niet naar de grootste stad, Amsterdam, zou moeten verplaatsen, doch, zooals de heer Beelaarts van Blokland in de Tweede Kamer opmerkte, door den spoorweg was Haarlem a.h.w. een wijk, een lusttuin van Amsterdam geworden, en deze verplaat sing dus geheel onnoodig. Men is daar dan ook blijkbaar niet verder op doorgegaan. Verzet tegen de splitsing kwam alleen van den kant van inwoners van West- Friesland, die voor overwicht van Amsterdam vreesden en een splitsing als in den tijd van de oude Republiek daarom verkieslijker vonden, doch ook deze bezwaren werden grondig weerlegd. Zoo mocht Haarlem dus tot op onzen tijd de voor- deelen van residentie van het provinciaal bestuur blijven genieten. Uit de betuigingen in 1807 en 1814 zou men den indruk krijgen, dat verwacht werd, dat het welzijn van de stad van de plaatsing van het departementaal bestuur afhing. Dit nu is zeer zeker overdreven. Dat echter het verlies ervan voor Haarlem ernstige schade zou beteekenen, zal niemand in twijfel trekken. Moge dus onze stad zich nog lang over dit bezit blijven verheugen en, ofschoon in grootte en aanzien bp de hoofdstad des Rijks achterstaande, altijd de aantrekkelijke hoofdstad van Noord-Holland blijven! Dr. G. H. Kurtz.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 1936 | | pagina 93