„syeckemoer", een ,,koeckemoer", een „molkemoer, „die dat suvel regiert, dat van de beeste comt", eenige knechten, te onderscheiden in een keukenknecht, die „sal scencken en(de) helpen backen en(de) mit die „meesters te marct gaen, ende bewaert die solder „mit koern ende bewart die bierkeiler ende haelt „die siecken int gasthuys", en een „molkeknecht, die „de beesten bescheyt doet en(de) die koyen melkt ,,en(de) die siecken mede int gasthuys haelt", alsmede drie „meyssens" beneden bij de zieken. Ook heeft de „koeckemoer" wel eens de beschikking over een keukenmeid of „coeckenjoncwijf". De verdiensten van deze moeders, knechts en meiden varieeren tusschen de 10 en 3 Rijnsgulden 's jaars. Verder kunnen tot het personeel gerekend worden de koster van de St. Gangolfskerk, de organist en de orgelblazer, een brouwer of brouwster, de grafmaker, de doodkistenmaker en de belman, welke laatste drie functiën meestal door proveniers werden waargenomen. De taak van den koster was geenszins alleen tot de kerk beperkt, want, zooals in zijn instructie te lezen valt, moest hij, behalve de gewone kostersplichten ook nog „slaen alle die beesten, die dat gasthuys te „doen heeft, en(de) hij sal mit dat boec omgaen en(de) „garen die pachten. Verder was hij verplicht te „stellen „die oeyerclock" en te „maken al dat was, dat men „in dat gasthuus behoeft", alsmede te „wassen man- ,,ne(n) arme(n) ende benen en(de) wassen beesten". Aanvankelijk is de huishouding van het gasthuis nog zeer primitief; men maakt alles zelf of betrekt het van eigen landerijen. Maar naarmate het zich uitbreidt, worden ook de behoeften grooter en gaat men meer aankoopen, zelfs boter en graan. In 1506 lezen wij„Wi hebben overgeslagen onse tarn, die

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 1937 | | pagina 111