86
Camillus bedoeld Hendrik Haamblok en met Livius
Gijsbert Verpoorten. De ware naam van Marcus
Curtius wordt niet vermeld. Op andere plaatsen in
het boekje wordt Amsterdam aangeduid als Rome,
zoodat aangenomen mag worden, dat de kooper, die
zich bij Gijsbert Verpoorten beklaagd had, dat hij
Granaten inplaats van Staten had ontvangen, blijkbaar
een Amsterdamsch bloemliefhebber was. Deze koop
was inderdaad een strop voor hem, want volgens het
„Register van eenige Hyacinten" voorkomende in den
herdruk van .1734 der tulpenpamfletten van de vooraf
gaande eeuw was de dubbele witte Hyacint Staaten
Generaal per stuk verkocht voor ƒ210.terwijl voor
de dubbele roode Granaet slechts resp. 66.ƒ60.
en 54.was betaald.
Gijsbert Verpoorten was een „bloemist van den
Kleinen Houtweg". Men herinnert zich deze beroeps
aanduiding ook uit de Camera Obscura, waarmede
daar een bepaalde kaste van de Haarlemsche bevolking
uit Hildebrand's jeugd wordt aangewezen. Hij was
afkomstig uit Lier bij Antwerpen en had in Juni 1732
de Haarlemsche jonge dochter Catharina Visscher
gehuwd. Hij wordt vermeld op de lijst van leveranciers
van Tulpen aan de tuinen te Karlsruhe en Bazel van
den Markgraaf van Baden-Durlach en zijn naam is
verbonden aan het door hem in den handel gebrachte
tulpenras „Incomparable Verpoort", dat tot het laatst
der 18e eeuw in binnen- en buitenland gewaardeerd
werd.
Hendrik Haamblok daarentegen was geen vakman,
maar verwer en glazenmaker. Hij behoorde dus tot
de burgers, die op hoop van zegen bollen kochten en
in hun „bakken" plantten, om er, zoo mogelijk, een
zoet winstje mee te behalen.