50
in de andere een zakdoek. Haar scheiding draagt ze in het
midden, en de haren zijn aan de kanten in krullen gedraaid.
Ze heeft een regelmatig besneden gezicht, welks modelé
zeer glad is. Het menschelijk wezen schijnt voor den schilder
van geringe beteekenis te zijn vergeleken bij de uiterlijke
verschijning, het verbeelden van de wereldsche positie,
van haar hooge plaats in de maatschappij. Op deze dingen
wordt steeds meer den nadruk gelegd, en daardoor verliest
de uitdrukking van het gezicht aan gehalte, waarop we
reeds meermalen hebben gewezen. Bovendien valt er een
verandering in het coloriet op te merken, en we meenen
te mogen zeggen in den negatieven zin van het woord. De
locale kleurigheid is volkomen verdwenen. Overheerschend
zijn nu grijsachtige nuances, vermengd met een enkele
kleurnoot van weinig bekoorlijk rose. De vorming der
vleeschpartij en is vaag, niet zorgvuldig. Daarentegen geeft
de schilder meer moeite voor de schildering van onderdeelen
kant, een schemerende stof of een blinkend juweel. Opvallend
is de eenvoud van den achtergrond, zoo in het geheel niet
gekarakteriseerd. Daarin bijv. onderscheidt zich Jan DE
Bray van de Amsterdamsche medeschilders, die bijna
nooit een gelegenheid onbenut voorbij laten gaan, om met
veel vertoon van pracht een machtig architectonisch motief,
het uitzicht op een landschap in het verschiet, of een
weelderige draperie op den achtergrond aan te brengen.
Zijn portretten zijn nu tot louter representatieve beeltenissen
gestempeld, hetgeen tot aan het einde van zijn werkzaamheid
ook zoo blijft.
Deze verandering van zijn portrettrant is een verschijnsel,
dat men door de geheele hollandsche kunst van de 17de eeuw
kan volgen, en dat voortkomt uit het verslappen van de
scheppende krachten.
In Jan de Bray's latere tijd zooals we de periode
van 1676 tot 1677 zullen noemen schijnt de productie
van den kunstenaar minder overvloedig te zijn geworden.
We gelooven dat dit feit niet door leemten in ons materiaal
kan worden verklaard, maar dat werkelijk zijn wilskracht
minder sterk was dan in vroegere jaren. Buitendien zijn
er voor de aftakeling van onzen kunstenaar ook redenen
in zijn levensomstandigheden te vinden. Hij was niet onder
een geluksster geboren. Al te vroeg had hij zijn naaste