zijn uitdrukking is onverschillig. De haren hebben de
scheiding in het midden en vallen met krullen op de schouder
neer. De achtergrond ontbeert eenig bijzonder kenteeken.
Zijn dracht is geheel nieuw en ongewoon. Ook wanneer
men dit vooreerst alleen als iets uiterlijks kan laten gelden,
is het toch ook een symptoom van de verandering, die
Jan de Bray's opvatting heeft ondergaan. Wij constateeren
hier weer het in het bovenstaande reeds meermalen bespro
ken feit, dat het representatieve overheerscht. Het levende
van zijn uitdrukkingswijze is versteend, wat blijft is pose.
Hetzelfde kunnen we zeggen van een ander portret
van Jan de Bray, den broer van den kapitein, uit hetzelfde
jaar. We vinden hier dezelfde verdeeling van het beeldvlak
en ook de kleeding lijkt zeer op die van den kapitein, mis
schien zelfs met een nog sterker accent op haar sierlijkheid.
Deze keer is de voorgestelde op een steenen bank in de
open lucht gezet. Men kan zich daarachter een kunstige aange-
legden tuin voorstellen, waarschijnlijk met regelmatig ge
snoeide hagen, wegen en bloembedden. Men ziet alleen een
balustrade met als decoratie twee erop geplaatste pauwen.
Mijnheer de Lange schijnt zich nog niet geheel thuis te
voelen in zijn kleederdracht. Hij zit er een beetje stijf bij,
bijna alsof zijn houding is ingestudeerd. Nu is alleen nog
maar het uiterlijke van een verschijning van belang.
Deze familieportretten waartoe nog een gezelschaps
stuk behoort, dat we in ander verband zullen bespreken x)
zijn de laatste werken van zijn hand, die wij kennen. In
het daarop volgende jaar (1697) overleed Jan DE Bray.
Deze twee schilderstukken kunnen we dan ook als besluit
van zijn werk beschouwen.
De ons bekende portretten zijn in een tijdsbestek van
46 jaren ontstaan. Ze vullen dus welhaast de geheele
tweede helft van de 17de eeuw. Het was de periode die
ter eenerzijde het bloeitijdperk van de oud-hollandsche
kunst omvat, en aan de andere kant is in deze zelfde tijd
ook al menig voorteeken van het verval bespeurbaar,
dat dan in het laatste derde deel van de eeuw in de geheele
hollandsche kunst is op te merken.
Een zoo weinig geprononceerd kunstenaar als Jan DE
Zie de bijdrage van den schrijver in het Marburger Jahrbuch Bd. XII.