66 „gasthuys gebuerde te sterven, metter doot ruymden „ende excludeerde tselve gasthuys alle die naeste „vrunden ende maegen, ja die kinderen ende kindts- kinderen van de(n) selven p(er)soen, die int gasthuys „gebeurde te sterven, ende en succedeerde tvoors. „gasthuys nyet alleen in de goeden int gasthuys „gebracht, maer oick mede in den goeden, den selven „anbestorven, ter wylen zy int gasthuys geweest „waeren, al twelck binnen der stede van Haerlem „en(de) overal in alle die steden ende plecken van „den lande van Hollandt soe lange geuseert was, „dat geen memorie van menschen ter contrarie en „gedochte, ende was alsulcs die voorn, costume dicwils „ende tot meer stonden in judicio contradictorio „geobtineert 1)". Soms maken de proveniers in hun contract van aanneming beperkingen op dit recht van het gasthuis. Jacob van Akersloot, die in 1504 beneden wordt opgenomen voor de som van 80 Rijnsgulden, bepaalt, dat na zijn dood zijn kleeren, inboedel en bed voor het gasthuis zullen zijn. „Wat hy meerheeft bute(n) dat „gasthuys, dat sulle(n) neme(n) sijn kindere(n) of sij(n) „naeste erfnaemen". In 1510 bedingt Claes Mathijs, die boven wordt geprovend, dat alles aan het gasthuis zal blijven, wat hij daarin gebracht heeft, maar zijn geld en zijn brieven (leesrentebrieven), daar mag hij mee doen, wat hij wil. Het kwam echter ook oudtijds wel eens voor, dat menschen zich armer hielden dan zij werkelijk waren, en het is dus begrijpelijk, dat het bestuur van het gasthuis maatregelen nam, om te weten te komen, wat hun proveniers bezaten. Zoo krijgt hun kapelaan Ibidem, fol. 44.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 1937 | | pagina 98