78
van Haarlem. Zoo verliep het leven van den Haarlem-
schen burgemeester als dat van een groot heer, en
niets scheen er op te wijzen dat het zoo tragisch zou
eindigen.
Talesius dan was bekend om zijn streng katholiek
geloofzoo las hij evenals de priesters, iederen dag zijn
brevier. Toen hij reeds een man op leeftijd was, ging
in 1572 de stad Haarlem over naar den Prins van
Oranje en een belegering van de Spanjaarden dreigde.
Quirinus besloot naar Keulen te vluchten, dat hij nog
kende uit zijn studententijd; in Nijmegen aangekomen,
voelde hij zich echter ziek en besloot naar Utrecht
terug te keeren. Daar ontmoette hij den graaf van
Bossu, die hem verweet, de stad in het gevaar te
hebben verlaten, want „elke schipper kan licht een
stille zee bevaren, maar wanneer een onweer opkomt,
dan moet een bekwaam man aan het roer staan".
Talesius nam den raad ter harte en keerde terug naar
Haarlem. Daar had intusschen de strijd reeds ernstiger
vormen aangenomen. Er liepen geruchten van verraad,
en de regeering besloot de voornaamste Katholieken,
waaronder Talesius, in hun huis te doen bewaken.
Op 9 Mei werd Antonius van Berckenro gegrepen
op het oogenblik dat hij wilde overloopen naar den
vijand; de volkshaat brandde los; men wilde zich zeker
stellen tegen de andere katholieke bewoners van
Haarlem, en de stedelijke regeering besloot in te
grijpen. Op den zelfden dag werden verscheidene
katholieken, waaronder meester Quirinus Talesius,
toen 68 jaar oud, en zijn dochter, de begijn Ursula,
gearresteerd, en naar de dievenkelder in de Barteljoris-
straat gebracht. Toen de belegeraars op 27 Mei
eenige gevangen gemaakte Haarlemmers dicht bij de
wallen ophingen, steeg de volkswoede ten top. Men