1608, 1610, 1611, 1618) verkozen en als zoodanig
ook afgevaardigd naar de Staten van Holland, waar
hij gedurende de jaren 1600, 1601, 1604, 1605, 1606,
1619,1620 en 1621 zitting heeft gehad in de Gecommit
teerde Raden, het permanente bestuurscollege. Ook
zien wij hem in 1589 gecommitteerd in de admira
liteit van Hoorn en later verscheidene malen in die
van Amsterdam.
Zijn belangrijkste opdracht was echter die van 1601
en volgende jaren, toen hij door de Staten Generaal
gedeputeerd werd tot de directie van de zaken van
Oostende, „alsoo den dienst van tlant vereyscht, dat
over de goederen, die met het aenstaende bequaem
getijde gedestineert zijn, te brengen binnen Oistende,
yemant van respect ende authoriteyt van onsen twegen
gecommitteert wordde, om hem geduerende tselve
getijde voor Oistende te laten vinden, ende denselven
toevoer te dirigeeren". Het was dus zijn taak, om
kruit, lood, rijswerk en proviand binnen het door de
Spanjaarden belegerde Oostende te doen brengen, als
ook schepen voor het transport dezer goederen en van
versche troepen te requireeren, want alleen over zee
was de belegerde stad te bereiken. Voorzeker een
moeilijke opdracht, die ook veel van zijn krachten
vergde! Telkens protesteerde hij dan ook, als hem
wederom deze taak werd toebedeeld: „Maer nu daer
wt getreden sijnde, op hope van ontslaginge dies
diensten, so valt het niet dan te difficyler, alsmen
wederom tot het selfde were werde versocht, wel
wetende, watter nu voor de handt al moyelicheyt
in steekt". Doch Oldenbarneveldt, wien als ont
werper van het veldtochtsplan langs de Vlaamsche
kust in het bijzonder de verdediging van Oostende
ter harte ging, liet niet na hem aan te moedigen en bij