84 te staan met raad en middelen. ,,So weet ick wel, dat Uwer E. leet soude wesen, zulcken dienst mijn Heeren de Staten ende Sijne Excie. geweygert te hebben", schrijft hij aan Arend Meindertsz. Ook houdt hij hem steeds voor oogen, dat zijn diensten extra beloond zullen worden en spoort hem aan, vol te houden, immers Finis coronat opus". Nadat onze Haarlemsche burgemeester zich aldus gedurende eenige jaren verdienstelijk had gemaakt in een werk, waarvoor men hem het meest geschikt en deskundig achtte, bleef deze belooning dan ook niet uit. De Staten van Holland en West-Friesland vereerden hem op 7 Aug. 1603 met bovengemelden beker, alsmede met een lijfrente van f 100.- 's jaars, die, op zijn verzoek, op naam van zijn jongsten zoon Meindert werd gesteld. Op het deksel van den beker staat het wapen van Holland en aan de binnenzijde de plattegrond van Oostende, geëmailleerd op zilver, met het randschrift „Het beleg der stadt Oisteynde"; rondom zijn Geloof, Hoop en Liefde afgebeeld, terwijl aan den voet van den beker het wapen der familie Fabricius is gegraveerd: gevierengedeeld, 1 en 4 een ankerkruis van keel op goud, 2 en 3 een zilveren kreeft op lazuur. Waarschijnlijk zijn het wel de bemoeiingen van Oldenbarneveldt geweest, die deze belooningen voor Arend Meindertsz. bewerkt hebben. Een schilderij van Willem Zijderveld van 1832, ook afkomstig uit de collectie Fabricius (cat. nr. 321), stelt althans voor, hoe de Landsadvocaat dezen verguld-zilve ren beker aan onzen burgemeester uit naam van de Staten van Holland aanbiedt. Als Arend Meindertsz. echter het volgend jaar (1604) nadat hij nog in het voorjaar verschillende Noord-

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 1938 | | pagina 114