87 werd. Wel is waar trad hij in de vergadering niet op den voorgrond, daar hij geen redenaar was, maar vaak had hij toch scherpe woordenwisselingen met de leden van de oppositie, Fabricius, Pauw en Muys, en met de pen was hij welbespraakt genoeg. Toen hij nu, na het verzetten der wet, van de dagvaart te Haarlem terugkeerde, werd hij door Arend Meindertsz. als voorzittend burgemeester naar huis gestuurd met de opmerking, dat men hem wel zou ontbieden als men hem noodig had, wat in maanden niet het geval bleek te zijn. Toen hij zich daarop verstoutte, den Burgemeester te vragen, wat men met hem voorhad, kreeg hij tot antwoord: ,,U te verlaten van Uw ambt zonder dat men zig gehouden agt, U reden te geven". Inderdaad is 15 Dec. 1618 door de Vroedschap het besluit genomen, om den pensionaris Mr. Johan DE Haen mondeling bericht te geven, dat men hem van zijn dienst ontsloeg, ondanks het feit, dat hij 26 Aug. 1615 weer voor 6 jaar aangesteld was en ondanks zijn request, om niet verongelijkt, maar in s lands dienst gecontinueerd te worden. Eertijds (1603) was hij door een der voornaamste heeren, men zegt Arend Meindertsz. zelf, tot het ambt aangezocht. In alle geval had deze hem overgehaald, om zijn vaste aan stelling als secretaris van de admiraliteit van Rotter dam op te geven voor de tijdelijke functie, die het secretarisschap van de stad Haarlem was, door er op te wijzen, dat zij gewoonlijk telkens na 6 jaar verlengd werd. Aldus verhaalt Brandt in zijn Historie der Rechtspleging.', waarbij hij gebruik maakt van De Haen's eigen aanteekeningen. Na zijn ontslag als secretaris werd hij gewaarschuwd, dat men hem wilde indagen, en vluchtte naar het buiten land. 24 Mei 1619 werd hij voor 15 jaar verbannen

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 1938 | | pagina 117