Echter „onaengesien het serieus ende ernstigh voor
schrevens van sijn Pr.Ie Extie. voor den soone van
den heere Burgermr. Meynerts" heeft de Vroedschap
op 12 Jan. 1619 in deze functie den oud-burgemeester
Nicolaas Woutersz. van der Meer benoemd. Toen
echter Dirk Dirksz. Brouwer eenige maanden later
overleed, gaf men wel gehoor aan een nieuw verzoek
van den Prins (26 Mei 1619), waarin hij vroeg om
de vacante burgemeestersplaats niet te vervullen voor
den gewonen tijd van de verandering der regeering
(in Sept.), maar zijn werk te laten waarnemen door
burgemeester Arend Meindertsz. of den burgemeester
in de admiraliteit van Amsterdam.
Dit is echter het laatste burgemeesterschap van
Arend Meidertsz. geweest, want hierna treedt hij
nog slechts op als Gecommitteerde ter Admiraliteit
van Amsterdam (1622—1624), wat ook in de jaren
van overheersching der Remonstrantsche partij zijn
lot was geweest. Een dergelijke post was dikwijls
een soort verbanning en klaarblijkelijk was Arend
Meindertsz. in Haarlem niet zeer bemind. In deze
functie is hij 19 Dec. 1624 te Amsterdam overleden.
Hij werd 22 Dec. d. a. v. te Haarlem begraven in
de Groote kerk in het graf nr. 202 in het Noorder
transept, waar thans nog het volgende opschrift op
zijn grafzerk te ontcijferen valt:
Hier leyd een dapper Heer in 't Sand,
Een vader van het vaderland;
Ostende was zoo niet vermaart,
Had zijne Trouw haar niet bewaart.
In veelderlij Regeeringsstaat
Genoot de Stad en 't Land zijn raad;
Gods Kerk heeft ook zijn dienst bespeurt,
Dies Kerk en Raadhuys hem betreurt.