Zijn vrouw en beide zonen had hij overleefd. De jongste was bovengenoemde Meindert, de eerste, die de familienaam Fabricius heeft gevoerd, want zijn vader vinden wij nooit anders aangeduid dan met Arend Meindertsz. of burgemeester Meynertsz. Hij deed in 1606 een goed huwelijk, want zijn bruid, Engeltje Duyst van Voorhout, was zoowel van vaders- als moederszijde (haar moeder was Zoetgen Augustijns Steyn) van aanzienlijke familie. De por tretten van haar en haar vader Claes Pieters Duyst van Voorhout, leenman van Kennemerland, behooren dan ook tot de schilderijen van het legaat van Jhr. Fabricius van Leyenburg en worden in den catalogus van 1929 vermeld onder nrs. 393 en 50. Meyndert Fabricius zou door de connectiën van zijn schoon vader zeker in de stadsregeering zijn gekomen, als de vroedschapsplaats, die door zijn vader bezet werd, daar geen beletsel voor was geweest. Evenwel werd hij in 1620 secretaris van Haarlem, doch overleed al reeds in 1622. Den oudsten zoon Willem, die den familienaam zijner moeder, Lakeman, had aangenomen, ging het echter minder fortuinlijk. Toen hij in 1596 met Jacobje Benning huwde, moest zijn vader hem in een houttuin aan het Spaarne inrichten en aanvankelijk geld voor materialen voorschieten. Ook woonde het jonge paar de eerste twee jaren bij de oudelui, waar zelfs het oudste kind werd geboren. Spoedig echter ging zijn houttuin bloeien, maar zijn overdadige huishouding hakte er zwaar in en van terugbetaling der voor geschoten penningen kwam niet veel. Na den dood van Willem Lakeman in 1613 bleek de nalatenschap dan ook veel kleiner dan Arend Meindertsz. begroot had en nu verweet hij zijn schoondochter in zijn kern-

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 1938 | | pagina 121