94 eenen Cornelis Jansz. aen Uwer E. (als vrienden van zijn huysvrou) behandicht, ende sij met grote bekommeringe mijn tselfde inhoudt tot onsen huyse hebben doen lesen, waer in veel dinghen van calumnyen verhaelt werden, die bij den onbedachten qualic beraeden jong man, deur leugenachtyge rapporten van sijn ongemanierde vrou valschelicken is diets gemaect, ende sonder discretie sijn penne heeft gebruyct tot grote laster redenen, tegen dengenen, die sij schuldich waeren met vrientlicheyt en eerbiedinge te respecteren, van weghen onse qualiteyt, als die een schoonvader is van onse angehijlicte schoondochter zijn huysvrou, die sij beyde als hunnen vader ende ouders behoorden te eeren, volgende tvijfde gebot des Heeren, so verde sij voor Chrystenen wilden geacht sijn, ende dat het haer mochte wel gaen in den lande, want het is tierste gebot, dat een belofte heeft, maer hij heeft hem int schrijven so partyael gethoont, alsof hij met een sackedraegher te doen hadde. Daerom ic se beyde tot de wet Goods wijse, die daer seyt, wie vader ofte moeder vloect sal den doot sterven (spreect de Heere), sijn bloet sij op hem, dan alsoft wt aenritsen van die geschiet, welc in sijn armen slaept, gelijc de profeet Micha verhaelt, daer voor hij hem behoorde te wachten, so ist sijn onwetenheyt en lichtvaerdich geloven toe te geven, als diese mettertijt beter sal leeren kennen. Waerom ick niet nodich achte alle de laster redenen int breede te beantwoorden". Van de kinderen van Willem Lakeman vinden wij later (April 1622) den jongsten zoon, Hillebrand, terug bij een goudsmid in Delft, waar hij door zijn grootvader Arend Meindertsz. in de leer was gedaan. Doch blijkbaar had hij den aard van zijn moeder, want liegen en opsnijden gingen hem glad af, of zooals

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 1938 | | pagina 124