100
Toen er door de Heeren zeer weinig aandacht aan
het rekest werd geschonken, deed het gemeen op
9 November 1748 een inval in het Stadhuis te Amster
dam en richtte daar eenige schade aan. De Burger
Compagnie onder bevel van den Capitein Abraham
Scheerenberg dreef de oproerige bende weldra terug,
maar de houding van de menigte bewerkte toch, dat
de Staten van Holland op voorstel van den Prins
besloten de misbruiken bij het vergeven van ambten
te weren en den Stadhouder tot erfelijk Capitein
Generaal en Admiraal in beide liniën te benoemen.
Over de beide overige punten werd toen niets beslist,
hetgeen o. a. bij het gilde der scheepsbouwlieden (de
zoogenaamde Bijltjes), kunstmatig of echt, veel mis
noegen gaf.
Ten einde de noodige middelen te verkrijgen voor
het voeren van den oorlog werd op voorstel van den
Prins door de Staten Generaal besloten tot het uit
schrijven van een „liberale gift"; (men zou thans
zeggen heffing in eens) ten bedrage van ten minste
2% van elk bezit boven de ƒ2.000,—, welke ook
voor de bewoners der koloniën zou gelden. Ofschoon
er toen geen kohieren bestonden en de aanslag van
ieders vermogen naar eigen aangifte moest geschieden,
kwam het geld vrij goed binnen, hoewel er hier en
daar over onregelmatigheid bij den aanslag werd
geklaagd.
Deze heffing betrof alleen de gegoeden en stelde
het gros van de bevolking geheel vrij, zoodat zij op
dit stuk geen klagen hadden, maar degenen, die hun
hulp noodig hadden bij het bewerken van onlusten,
maakten veel ophef van onregelmatigheden, waaraan
de pachters van den accijns op brood, bier, wijn, enz.
zich zouden schuldig maken. De heffing van de