naar dat van Versluis en vernielden den geheelen inboedel en sneden de bedden open, zoodat de veeren door den wind werden weggevoerd. Het goud en zilver werd naar het Stadhuis gebracht om ingevolge de afspraak met Capitein Ravens onder de Diaconie armen te worden verdeeld. Op den volgenden dag, 14 Juni werd te 7 uur in den morgen weder de trom geroerd en verscheidene compagniën der burgerij in het geweer gebracht. Van de pui van het Stadhuis werd een plakkaat van Ge committeerden voorgelezen, behelzende, dat de pachten in stand zouden blijven, omdat in deze gevaarlijke tijden het Land hare inkomsten niet kon missen. Dit was als olie op het vuur; de plunderaars begaven zich nu naar de woning van den impostmeester N. DE Nooi op de Oude Gracht bij de Koningstraat. Hier werd hetzelfde tooneel van ruiten ingooien, bedden open snijden en huisraad in de gracht gooien herhaald. Verder eischte het volk van de bakkers en brouwers brood en bier zonder impost, zoodat velen hunner den verkoop staakten. De impostmeester W. Schouten op de Oude Gracht in het vijfde huis van dat van DE Nooi, was door een ieder zeer gezien en gewaar deerd, zoodat hij niet vreesde, dat hem iets zou kunnen overkomen. Hij borg dus niets van zijn goed en moest aanzien, dat het gemeen zijn geheele huis over hoop haalde en alles, wat het vond, in de gracht wierp, zoodat deze verstopt werd. Ten slotte staken de plunderaars de turf op zolder in brand, doch de buren bluschten het vuur, voordat het een grooten omvang had aangenomen. Aangezien de schutterij hoogstens een afwachtende houding bleef aannemen en verder op de hand der oproerlingen was, vond de magistraat goed nog den-

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 1938 | | pagina 136