105
zelfden morgen een publicatie te doen aflezen, waarbij
zij beloofde, het daarheen te leiden, dat voor zoover
het in haar macht was, de pachten in haar geheel afge
schaft en een soort hoofdgeld ingevoerd zou worden.
Deze publicatie bracht wel velen tot bedaren, maar
miste allen invloed op de muiters, die nog kans zagen
bij den laatsten impostmeester Jelle de Vries, woon
achtig aan de Oostzijde van het Spaarne tusschen
de Gravesteene- en de Melkbrug, de ruiten in te
werpen. Evenwel was de schutterij tot inkeer gekomen
en voordat men daar tot plundering had kunnen over
gaan, verdreef de burgerij met de bajonet op den
snaphaan de bende, waarvan er een door een bajonet
steek gedood werd. Nadat te 7 uur de burgerij was
afgetrokken, verzamelden de plunderaars zich weder
op het slaan op een biervat, dat als trom dienst deed.
Door een bedachte boodschap verschafte men zich
toegang tot het huis, waar ook nu alles kort en klein
werd geslagen en in het Spaarne geworpen. In den
tijd van iets meer dan 24 uren waren er dus zeven
groote en goed gemeubileerde huizen uitgeplunderd,
beschadigd en onbewoonbaar gemaakt en het oproer
eindigde alleen, omdat er geen pachtershuizen meer
af te loopen waren.
Op den 14 Juni des avonds te kwart over negen
kwamen in karossen, die met zes en met vier paarden
bespannen waren, de afgezanten van den Prins, Baron
van Grovestein met de Heeren Burmania en Thiery;
na een kort oponthoud bij den Vice president Burge
meester Crommelin reden zij naar Burgemeester Stein,
in wiens huis zij hun intrek namen. Des nachts ge
beurde er verder niets bijzonders en des anderen daags,
15 Juni, werden bij trommelslag alle acht vendels der
burgerij opgeroepen om op het Stadhuis te verschijnen.