107 zou worden geheven en dat zij niet zouden gedoogen, dat ruiters of soldaten in de stad zouden komen. Daarmede had de magistraat volledig gecapituleerd en de rust keerde terug. De meubels werden uit de grachten opgevischt en naar het stadhuis gebracht, de medegenomen voorwerpen werden door beangste plunderaars ter sluiks op stoepen of in straten neer gelegd en daarna naar de Janskerk gebracht, waar een en ander ten bate van de diaconie der Gerefor meerde kerk werd verkocht. De aan de pachters toe gebrachte schade werd door de Staten van Holland vergoed. Te Leiden plunderde het grauw ook de meeste pachtershuizen en de vroedschap volgde aldra het Haarlemsche voorbeeld. In den Haag werden eveneens eenige pachterhuizen beroofd en de daders vrijwel ongestraft gelaten. In Amsterdam werden ondanks de voorzorg der regeering, die zelfs met scherp deed schieten, huizen der pachters geplunderd en allerlei beschadiging werd veroorzaakt, totdat de Schutterij eindelijk het oproer stuitte en twee belhamels in handen kreeg. Deze werden den volgenden dag opgehangen, waarbij onder de toeschouwers een groot gedrang ontstond, zoodat velen hunner te water geraakten en verdronken. In andere steden had men wijselijk door het dagelijks doen van ronden tot voorkoming van samenrotting oploopen belet of in de geboorte gesmoord en had de burgerij slechts moed genoeg betoond zich tegen het opgehitste gemeen te verweren, dan zou het nergens zijn wil hebben kunnen doordrijven. Nu kwam hier bij, dat nauwelijks de overheid het heft weer in handen had gekregen en de plunderaars had gestraft, of Zijne Hoogheid stelde zelf reeds 8

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 1938 | | pagina 139