Ill
die de wacht hadden en vrienden, die zich bij hen
aansloten, vielen de burgemeesters, welke in het
stadhuis vergaderd waren, lastig en ontlokten zelfs
aan burgemeester Deutz de onware mededeeling, dat
hij van de komst der militie niets afwist. De schutterij
van alle acht vendels werd te wapen geroepen en trok
naar het stadhuis, waar hun nogmaals werd verzekerd,
dat Burgemeesters niet om troepen gevraagd hadden
en van hun komst niet waren verwittigd. De vendels,
waarvan de leden de toespraak vrij oneerbiedig hadden
aangehoord, trokken naar hunne Doelens en kozen
uit ieder vendel 6 gemachtigden, die, dus 48 in getal,
een achttal zou uitkiezen, dat als gedeputeerden naar
den Haag zou vertrekken. Er werd na veel gepraat
en geschreeuw een rekest opgemaakt, waarbij 1. de
Prins werd uitgenoodigd om te wezen Opper en
Generaal Financier van Haarlem, 2. verzocht werd
de Collecte over de Middelen van Consumptie onuit
gevoerd te laten en te doen vervangen door een ander
draaglijk middel, 3. dat de executie mag achterblijven en
een generale doleantie mag worden toegestaan en 4. dat
de ambten mogen worden verkocht ten bate van de stad.
De deputatie vertrok met het rekest naar den Haag
en in plaats van in het Logement van Haarlem te
overnachten, gelijk zij zich had voorgesteld, moest
zij in een gewoon burgerlogement haar intrek nemen.
Zij bereikte evenwel den Prins niet, want des nachts
werden de Heeren van het bed gelicht en naar de
Gevangenpoort gebracht. Zij werden vrij spoedig los
gelaten, behalve een hunner, die aangehouden en later
uit de Provincie verbannen werd. Dit was echter
niet van wege deze zaak, maar omdat hij uit anderen
hoofde nog iets op zijn kerfstok had, dat nu maar
meteen verrekend werd.