16 Ten aanzien van de doelmatigheid kwam zijn groote bekendheid met Haarlemsche toestanden en personen op onderwijsgebied te stade; ten aanzien van de wet matigheid zijn uitgebreide wetskennis, verkregen door een combinatie van nijvere studie en juridische intuïtie, waarvan ook getuigenis afleggen zijn handboek over de Kieswet-VAN Houten en zijn vele pennevruchten in vaktijdschriften. Was hij het met hetgeen werd voorgenomen niet eens, zoo wist hij op even hoffelijke als klare wijze zijn inzicht kenbaar te maken. Merkwaardig was dan het verschil in nuance, wanneer het ging over de doelmatigheid dan wel over de wetmatigheid. Nopens de eerste werd de bedenking geopperd met een soms uitdrukkelijk uitgesproken, doch altijd kennelijk aanwezige reserve, hierin bestaande, dat, gelijk hij het wel noemde, de beleidsquaestie tenslotte een zaak was van het Gemeentebestuur. Die fijngevoelde afbakening van eigen verantwoorde lijkheid, ging gepaard aan een diep besef van datgene, waarvoor hij als hoofdambtenaar zelf ten volle aan sprakelijk was. Beiden vloeiden voort uit zijn innigen zin voor wat Recht was. Suum cuique, doch dan had hij allereerst op het oog den inhoud en omvang van zijn Plicht. Hij zeide mij eens, dat niet ,,la declaration des droits de Fhomme", gelijk de Fransche revolutie dit wilde, doch „la declaration des devoirs de l'homme", het richtsnoer der maatschappelijke orde zijn moest. En dat was geen phrase, doch uitdrukking van een overtuiging, die hij beleefde. Was eenmaal de richting van het beleid bepaald

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 1938 | | pagina 30