„Haerlem" heeft Pijnacker een kenschets gegeven
van de eigenschappen, waarover, naar zijn meening,
een goed burgemeester behoort te beschikken. „Wie
als mensch niet hoog staat, kan geen goed burge
meester zijn. „Niet de vlotte, soepele, als van zelf
naar voren komende menschen, die onmiddellijk op
alles bescheid weten en dadelijk voor iedere moeilijk
heid een uitweg zien, zijn de beste Burgemeesters.
Op de korte baan mogen zij het soms schijnen, doch
in werkelijkheid heeft de Gemeente noodig de Bestuur
ders, die meer op toekomstige Gemeentebelangen dan
op direct succes letten, de hoekige karakters, de mannen
van overtuiging, van durf, voor wie plicht een hooger be
grip, voor wie volksgunst een futiliteit is. Dat is het hout
voor goede Burgemeesters vereischt en uit een zeer gaaf
stuk daarvan was Burgemeester Boreel gesneden."
De waardeerende genegenheid van 's Burgemeesters
zijde was niet minder echt. Bij het afscheid van den
secretaris in 1909 verklaarde Burgemeester Boreel
in den Raad, dat „hun verhouding altijd van intiemen
aard en zeer aangenaam is geweest, en dat hij voort
durend heeft gewaardeerd de trouw, den ijver, de
kunde en de groote opgewektheid van den secretaris,
die steeds geweest zijn tot heil onzer stad."
Het geheim, hoe deze beide mannen van karakter
elkander ten slotte gevonden hebben, is te verklaren
uit beider overeenstemming in opvatting van onkreuk
baarheid, loyauteit en goede trouw, niet alleen ten
aanzien van hun eigen daden, maar ook met betrekking
tot de gedragingen der Overheid. Zij waakten ervoor
dat de gemeente, zonder misbruik te maken van hare
overwegende machtspositie, haar handelingen en be
sluiten aan dezelfde beginselen toetste. Aan chica-
neuze of het rechtsgevoel krenkende overheidsdaden