36
die zoovele malen voor hen insprong, (eenmaal deed
zij op den zelfden dag, nadat zij haar eigen corres
pondentie voor drie kranten verzorgd had, nog het
werk voor een zieke, die aan tien andere meewerkte),
zeker hetzelfde vriendschapsgevoel hebben gehad, dat
zij voor hen koesterde. Eenmaal terug in eigen land,
vestigde zij zich na eenige omzervingen weer te
Haarlem, haar oude stad, en daar ook kwam zij weer
tot haar oude liefde terug: de natuur en de tuinbouw-
kunst. Hoeveel zou daarover te vertellen zijn! Hoe
vurig kon zij strijden tegen den rechten lijn in den tuin!
Harmonie tusschen materiaal en werkwijze was haar
leus. „Men moet met het karakter van de vegetatie
te rade gaan en geen stijve vierkanten maken die buiten
de natuur om zijn, planten zijn gracieus en eischen
mooie, zachte, bescheiden lijnen." Maar ook streed
zij tegen sleur en ik hoor nog de spottende toon in
haar stem als zij het had over die onveranderlijke
„bloedplas" in de grasperken der villa's waarmede
zij de roode geraniums bedoelde die onze meeste
tuinen versieren. Plaatsgebrek noopt mij thans den
lezer hier te verwijzen naar mijn artikeltje getiteld:
„Een Nederlandsch schrijfster tusschen de bloemen"
in het weekblad „De Hollandsche Lelie" 2 October
1918. Inderdaad, „Een schrijfster tusschen de bloemen"
is zij gebleven tot op zeer hoogen ouderdom. In het
oude Rozenhagen heeft zij nog lang een stuk grond
gehad om te bewerken en daar demonstreerde ze,
werkelijk op de meest suggestieve wijze haar eigen
tuinbouwkunst. Toen Rozenhage voor de uitbreiding
der stad moest wijken heeft Geertruida Carelsen
nog langen tijd in de kweekerijen van de Firma Tuber-
gen haar hart kunnen ophalen aan haar tuinbezigheden
en iederen Zaterdag keerde zij van daar terug met