weduwe van Floris I, Geertruid van Saksen met
den jongen Dirk V, om wiens voogdij zij zoo groote
moeilijkheden had, waarin zij gesteund werd door
haar eveneens afgebeelden tweeden gemaal Robert
de Vries en tegengewerkt door den afgebeelden hertog
van Lotharingen Godfried met de Bult, bij wiens
voorstelling de hooge schouder duidelijk zichtbaar is.
Met den iets ouderen lofdichter der stad DiRCK
Matthyssen stelde Johannes a Leydis voor het eerst
te boek het verband van Haarlem en haar wapen
met den tocht naar Damiate. Zoo wordt WILLEM I,
de leider van dien tocht, afgebeeld met het wapen
voor welks legendarische ontstaan ook weer deze
Karmeliet een eigen verklaring gaf. De gesloten helm
van Floris IV wijst op diens dood in het steekspel,
Jan I wordt ongeharnasd voorgesteld, omdat hij
overleed vóór hij tot ridder geslagen was. Willem V
heeft één bloot been, omdat hij door den beet van
een zijner windhonden gestorven is. Mogelijk wijst
de soort rozekrans die Floris III in zijn hand draagt
op zijn tijdelijke gevangenschap in een klooster. Alle
gesneuvelden zijn met opgeheven zwaard afgebeeld.
Filips de Goede had door een zware ziekte zijn
haren verloren en draagt dus een pruik; hij is gesierd
met de keten van de door hem gestichte Orde van het
Gulden Vlies. Maximiliaan die door zijn huwelijk met
Maria aan Holland verbonden werd, ontvangt op
de schildering van haar den trouwring.
Kortom alles wijst erop, hoe de geschiedenis der
graven toen de volle belangstelling had der Karme
lieten.
Over het fatale onderhoud der schilderingen schreef
v. Alkemade in 1699 ,,'t geen jammer en te beklagen
is, deze werden althans met zoo weinig opmerking