64 anders dan een technisch kunstig samengesteld voor werp, dat bij bestudeering weder in zijn technische onderdeelen ontleed kan worden en waarvan dan alles is gezegd! Van Dantzig zelf schrijft in zijn bovenge noemd werk „Ik meen echter dat, hoe grootscher kunstwerk een schilderij is, hoe minder men kan zeggen van het wonder der kunst daarvan. Men kan dat niet met woorden zeggen of met ooren hooren, men moet het met de oogen zien. Inderdaad het wonder der kunst! en dat wonder kan niet worden vastgelegd in, noch uitgedrukt door welk systeem ook. Friedlander heeft eens gezegd, dat men een kennis reeds op een afstand herkent, ook zonder precies te weten wat voor oogen hij heeft, noch hoe de vorm van zijn mond en neus is en dat het ook zoo is met een schilderij. De geest van den meester moet uit zijn werk spreken, de details alleen doen het hem niet. Degeen, voor wien deze het eenig richtsnoer vormen, ziet wel de hoornen doch niet het bosch. Het komt mij voor, dat van Dantzigs werk slechts als curiosum aanspraak maken kan op een plaats in de boekenkast. De tentoonstelling, welke door Zijne Excellentie Prof. Dr. J. R. Slotemaker de B ruïne, Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen werd geopend, is door ruim 72.000 personen bezocht, wat wel wijst op de groote belangstelling bij het publiek. Hieronder bevonden zich vele leden der Regeering, o. a. Dr. H. Colijn, verschillende Commissarissen der Koningin, bijna alle buitenlandsche Gezanten, Directeuren van Hollandsche Musea en van vele uit het buitenland, vele hoogleeraren en kunstenaars, de Vorst van Bentheimen Steinfurt, Prins Aschwin van Lippe Bisterfeld, de Hertog en Hertogin van Sutherland, Dr. G. Freiherr Krupp von Bohlen und Halbach, Lord en Lady Baden

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 1938 | | pagina 92