famulus is in een brief aan R. Peace, gedateerd 20
Februari 1528 (Allen 1955). Daarin schrijft Erasmus
o. a. „Nu zal ik U niet ophouden door een lang
verhaal. Deze Quirinus, mijn vriend, die mij met
meer liefde dan ieder ander dient heb ik wegens
bepaalde zaken naar Engeland gezonden." Quirinus
kreeg de zeer eervolle maar ook delicate taak, om
de kansen voor een bezoek aan Engeland van Erasmus
te onderzoeken. Dank zij Allen's verzameling en zijn
aanteekeningen zijn wij in staat de beide reizen, die
Quirinus voor zijn meester maakte naar Engeland,
nauwkeurig te volgen. Voor zijn eerste reis naar
Londen vertrok hij van Bazel niet vóór 1 Maart 1528,
daar enkele van de door hem meegenomen brieven die
datum aanwijzen. Behalve de bovengenoemde brief
aan Peace nam Quirinus ook mee naar London een
schrijven voor Thomas More (Allen 1959) en een voor
Katharina van Arragon (Allen 1960). In zijn brief
aan More schrijft Erasmus slechts weinig nieuws,
maar deelt er in mede: „Mijn droeve ongevallen zult
gij vernemen van mijn Quirinus, een man van be
proefde trouw, dien ik naar Engeland gezonden heb,
om met mijn vrienden te overleggen wat het beste is
om te doen."
Op zijn reis naar Londen bereikte Talesius 8 Maart
van dat jaar Spiers. Joannes Vlatten schrijft op die
datum aan Erasmus (Allen 1964): „Uw Quirinus,
een heel knappe jonge man, heeft begrepen dat gij mij
zeer dierbaar zijt, en dat hij zelf bij mij, dank zij
Erasmus, goed staat aangeschreven". 15 Maart is
de secretaris te Leuven: Jan van Borselen begint
zijn brief van 25 Maart (Allen 1984: Hor. III, 793)
met de woorden: „Op 15 Maart heeft jouw Quirinus
jouw brief, waarnaar we met verlangen hebben uit-