70 eigen hand geschreven en met mijn devies bekrachtigd, Bazel 6 Maart 1529". De groote tevredenheid van Erasmus blijkt ook wel uit een aanbevelingsschrijven van 23 Juli 1529 aan Maximiliaan van Bourgondië (Allen 2200). Talesius is „een zedig, getrouw en zachtmoedig jonkman, in het Grieksch en Latijn geleerder dan hij wel schijnt, begaafd met een zeldzame nederigheidzoodoende heeft hij meer van binnen dan hij uiterlijk toont". Nooit heeft Erasmus iemand gehad, die hem beter diende „bij zijn arbeid lijkt hij wel staal, waarom Barlandus hem den Mariaanschen ezel placht te noemen". Lang heeft Quirinus niet genoten van een rustig verblijf te Bazel, want toen hij eenmaal teruggekomen was, achtte Erasmus de tijd gekomen naar Freiburg te verhuizen. Daar schreef hij o. a. brieven aan More (5 Sept. 1529, Allen 2211) aan Margaretha Roper (6 Sept. 1529, Allen 2212), en aan W. Blount (8 Sept. 1529, Allen 2215). Met deze brieven en enkele andere opdrachten werd Quirinus wederom op reis gezonden; zoo kreeg hij ook een boekje mede voor Hertog Willem, waarover Erasmus aan Vlatten schrijft (2 October 1529, Allen 2222), of hij Quirinus wil vertellen op welke wijze hij het boekje zal over handigen. Van de heenreis zijn ons geen verdere data bekend. 24 October is Quirinus in Londen, want van dien datum dateeren reeds de retourbrieven voor Erasmus; die van Tunstall (Allen 2226) en Phrysius (Allen 2232) bevatten geen nieuws over den bode, wel de brieven van Marg. Roper van 4 November (Allen 2233) en van More (28 October 1529, Allen 2228), waarin hij schrijft dat Erasmus alle dingen wel zal hooren van den overbrengeF van den brief. Uit de

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 1938 | | pagina 98