75
Men wilde gewapenden ter hulp zenden en wendde
zich niet alleen tot de schutterij, doch ook tot de
leden van een in 1764 opgericht Genootschap van
Wapenhandel met verzoek vrijwillig uit te trekken
en Utrecht ter hulp te komen.
Op den 8sten September 1786 verliet een compagnie
van vijftig man onder bevel van de daarbij behoorende
officieren Haarlem door de Zijlpoort naar de Leidsche
vaart om in jaagschuiten over Leiden en Woerden
naar Utrecht te reizen.
Het corps werd uitgeleide gedaan door de geheele
burgerij, nadat Kolonel Vermeulen de krijgslieden
in den Doelen op indrukwekkende wijze had toe
gesproken. Zoowel het geheele college van burge
meesters als de voltallige krijgsraad vergezelden het
detachement Auxiliairen tot aan de trekschuit en
nam bedroefd afscheid van hunne moedige stad-
genooten.
De achtergebleven burgerij liet het echter niet bij
platonische betuigingen, doch tastte diep in den buidel
om de uitgetrokkenen van alles te voorzien, wat zij
noodig mochten hebben. Ten einde hen te bezoldigen
werden inzamelingen gedaan1); aan de vrouwen der
uitgetrokkenen, die zulks behoefden, werd een week
geld uitgekeerd en men beloofde, zoo er van in den
strijd vielen, dat aan hun nabestaanden pensioen zou
worden gegeven. Aangezien er van die burgers niemand
is gesneuveld, behoefde die laatste post niet te worden
belast.
De Stads Regeering deed ook veel moeite om de
O.a. werd in twee der best beklante logementen een bus opgehangen,
waarin de tot genoemd doel bestemde giften konden worden geworpen. Binnen
weinige dagen was er 7800 gulden als gift in eens verzameld en verder 100
gulden per week toegezegd.
6