78
kant betuigden deze Heeren weer hun ingenomenheid
aan de burgerij over hare goede gezindheid.
Het was dus in Haarlem boter tot den böom; de
burgerij bestempelde de vroedschap met den naam
van volksvrienden en voorstanders der vrijheid en
de vereering van de magistraat nam nog toe, toen in
het begin van 1787 door hen het voorstel werd gedaan
te doen onderzoeken op welke wijze de macht van den
Stadhouder zou kunnen beperkt en aan het volk een
behoorlijke invloed op de regeering zou kunnen worden
verschaft.
De Staten van Holland vonden waarschijnlijk die
noodzaak niet zoo groot en gevoelden er als regenten
(zij het dan ook patriotsch gezinden) niet geraden
aan het volk invloed toe te staan: ten minste zij
benoemden in een commissie van onderzoek zulke
lieden, dat een verwerpend advies veilig kon worden
tegemoet gezien. Er is dan ook niets van gekomen,
maar de Haarlemmers waren met de gestie van hun
afgevaardigden in de wolken.
Hoe zeer deze houding van de Haarlemsche afge
vaardigden de belangstelling wekte, blijkt wel uit het
feit, dat een zeer wijdloopig lofdicht op de indiening
van het genoemde voorstel een tweeden druk kon
beleven. Wanneer men niet weet, wat er eigenlijk
gebeurd is, zou men uit het stuk van 114 strophen,
ieder van negen versregels, niets begrijpen. Het is
in den gezwollen stijl van die dagen gesteld en bevat
allerlei historische gebeurtenissen, die niet ter zake
dienen. De eenige strophen, waaruit de strekking
kan blijken, volgen hieronder:
Men leeze op marmeren Pronk-pilaaren
Zoo lang de Meirnimf zwemt naar 't IJ