84
niet alleen herstelde, doch deze in een soort van Consti
tutie deed vastleggen.
De Prinsgezinden te Haarlem vonden in de nadering
der Pruisische troepen aanleiding om het hoofd op
te steken. Zij dreigden den tempel op de Groote Markt
te vernielen, weshalve de Vroedschap besloot hen
voor te zijn en het gebouw zelf te doen afbreken. Er
werden eerebogen opgericht, de Oranjevaan moest
permanent van den toren van de Groote Kerk waaien
en een ieder werd verplicht Oranje te dragen. Het
gemeen perste den gezeten burger geld af om daarmede
de gezondheid van Z. Hoogheid te drinken, maar
behalve tot het zingen van schimpliederen, het honen
en uitschelden van patriotten, kwam het niet tot
onordelijkheid.
Hierin kwam evenwel verandering ten kwade, toen
op 4 October 1787 de Staatsmilitie eindelijk Haarlem
binnentrok en de Schutterij met minachting behandelde.
Het gemeen achtte nu zijn tijd gekomen en vergreep
zich aan het eigendom van schutters. De mooie koperen
trommen werden platgetrapt, men roofde geweren,
sabels, patroontasschen en grenadiersmutsen, vernielde
zooveel daarvan als men kon, alles onder het geroep
van „Oranje boven".
Hoewel de mooie trommen onbruikbaar waren
gemaakt, beschikte de vroedschap nog over andere
middelen om alarm te maken en riep door het luiden
van den Roelant de gewapende burgerij te zamen.
De schutterij kwam goed op en boezemde door hare
krachtige houding niet alleen de opgewonden menigte,
doch ook des Prinsen krijgsvolk zooveel ontzag in,
dat dit bakzeil haalde en zich van het plegen van
verder geweld onthield.
De schutterij kon evenwel niet verhinderen, dat