HET BEURTVEER AMSTERDAM—HAARLEM Toen Mr. J. Th. Buys, de latere hoogleeraar in het staatsrecht te Leiden en schrijver van „De Grond wet", in 1853 hij was toen adjunctcommies ter provinciale griffie van Noord-Holland een brochure bij den uitgever Kruseman te Haarlem deed verschijnen, getiteld: „De Verordeningen op veer- en beurtschepen", omschreef hij de beurtveren als volgt: „Om in die behoeften (de behoeften van een geregelde en goede communicatie) te voorzien, kwamen de gemeente besturen op het denkbeeld, om aan sommige personen de uitsluitende vaart toe te kennen tusschen ver schillende steden en dorpen. Die personen werden door de besturen aangesteld, en kregen tevens een instructie, waarbij in het bijzonder werden aangewezen de tijden waarop zij moesten laden en lossen, de dagen van vertrek, de plaatsen van afvaart en aan komst, de gemeenten welke bepaaldelijk en uitsluitend op de reis moesten worden aangedaan, het maximum van de vrachtprijzen, enz. Tevens werd aan de schip pers de verpligting opgelegd om eene zekere som gelds als borgstelling in de gemeentekas te storten, opdat het bedrag van de boeten, die zij mogten beloopen, en van de vergoeding, welke zij voor verloren goederen verschuldigd waren, daaruit zou kunnen worden voldaan". Deze definitie geeft ons een beeld van de beurtveren,

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 1939 | | pagina 117