92
er werkelijk van beide zijden op de beurt gevaren.
Een enorme verbetering en versnelling in het
vervoer vond plaats, toen de Trekvaart tusschen
Haarlem en Amsterdam in 1632 werd geopend. Niet
ten onrechte werd in het octrooy medegedeeld, dat
de ,,passagie veel corter gemaeckt wesen" zou. En
in het accoord werd er op gewezen, dat het graven
geschiedde „omme veel en verscheyden inconveniënten
ende onheylen voor den selven reysenden man te
lande en te water te verhoeden". Geschiedde de reis
vóór 1632 met schuiten over het IJ en het Spaarne,
men kon sinds dat jaar reizen langs de ,,bequaeme
vaert".
Naast de bepalingen voor het reeds bestaande,
zoogenaamde Buitenveer, stelden de Burgemeesteren en
Regeerders van beide steden nu ook op een „Ordon
nantie van de Gabelle ofte Tolle, mitsgaders het
Vrachtloon" voor reizigers, „den nieuwen Treck-vaert
ende Wagen-wech gebruyckende". Hierin werd onder
meer bepaald, dat van beide kanten bij het openen
van de poort een schuit zal afvaren en daarna op
ieder vol uur één, tot drie uur vóór het sluiten der
poorten. Alleen des winters, als de poorten sloten
vóór zes uur, zouden de schuiten van beide zijden
nog afvaren „op het eerste sluyten van de voorszz.
poorten".
De vrachtprijs bedroeg buiten de gabelle (belasting)
van 1 April tot 30 September drie stuivers en van
1 October tot 31 Maart drie stuivers en acht penningen.
Kinderen onder de 10 jaar betaalden half geld. De
gabelle bedroeg bovendien per persoon 2 stuivers.
Wie een schuit wilde afhuren, hetzij omdat hij
meteen wilde vertrekken of omdat het een gezelschap
betrof, betaalde twee gulden en veertien stuivers of