dienst verrichten, maar moesten de schippers hun goederen aan de Papenbrug lossen en van daaruit laten bezorgen door de door de burgemeesteren benoemde bestellers, welke steeds op het veer moesten aanwezig zijn, als de schuiten aankwamen. Verder werd dezen bestellers voorgeschreven beleefd te zijn, met de grootste spoed de goederen rond te brengen en zooveel mogelijk behulpzaam te zijn. In een keur van 1694 werd de dienstregeling voor het trekschuitenveer nader geregeld. Vanaf 22 Januari kon men van Haarlem reeds 's morgens om half vijf naar Amsterdam vertrekken, voorts om zeven uur en alle heele uren tot 's avonds half zeven. Naarmate de zomer naderde voeren de schuiten iets vroeger, n.l. reeds om half vier, maar verder eveneens om het uur. Van Amsterdam naar Haarlem werd gevaren „met het openen van de Poort en voorts van uur tot uur". Waren er meer passagiers dan „onder het Verdeck van de voorsz. Schuyt bequamelijck konnen sitten", dan moest een tweede schuit varen. Per schuit mochten niet meer dan 28 personen vervoerd worden. De schippers moesten precies op het uur afvaren, „op verbeurte van dertig stuyvers". Voeren zij een kwartier te laat af, dan moest drie gulden betaald worden. Verder bevatte de ordonnantie bepalingen aangaande de verplichtingen van den schipper om bij hun schepen te vertoeven, en over het „vorderen en ontfangen van de Vragt, Gabellen en Passagie-geld soveel als bij de Ordonnantie is ter nedergestelt"Niet betalende passagiers mochten niet vervoerd worden, „als alleen diegene die bij speciale resolutie verklaart zijn niets verschuldigt te wesen". Den schipper werd bevolen, op te letten, dat de jager of jongens geen fooien op-

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 1939 | | pagina 128