100
werd slechts bi} ijs en storm belemmerd. Om die
reden diende in 1770 een groot aantal Haarlemsche
kooplieden en „Frabiqueurs" aan de Haarlemsche
burgemeesteren een stuk in, waarin zij zeiden, dat zij
groote moeilijkheden ondervonden bij de verzending
hunner goederen als er storm, ijsbelemmering o£ hoog
water was daar dan schepen op het buitenveer niet
varen konden, en er geen gebruik gemaakt kon worden
van de trekschuiten. Verzocht wordt, dat er iedere
dag minstens twee schepen op het Amsterdamsche
buitenveer zouden varen. Was dat wegens het ijs
of het al te slechte weer niet mogelijk, dan dienden
er vrachtwagens te rijden om te voorzien in de „nood
zakelijke verzendinge hunner goederen bijzonder na
de Missen in Duitsland". Inderdaad werd een „Ordre"
in deze geest opgesteld, welke in 1777 werd herhaald.
Het verschil tusschen het buitenveer en het binnen
veer verdween langzamerhand. Tegen het einde van
de achttiende eeuw werden steeds meer goederen,
onafhankelijk van hun grootte of massa, met de
trekschuit vervoerd, waardoor de afvaarten van de
buitenschuiten op twee in plaats van op drie werden
bepaald. Volgens een Amsterdamsche Ordonnantie
van 1773 wordt „Thans meer dan ooit een misbruik
(wordt) gemaakt van het emplooi der Binnen-
schuiten, dewijl de Verzenders worden aangezet om
hunne goederen zonder onderscheid van qualiteit
en zwaarte en of het Transport al of geene buiten
gewone verhaasting vordert, met voorbijgaan der daar
toe geschikte Buiten-Schuyten of de genaamde Kaars
laden met de voornoemde Binnen-schuiten te doen
overvoerenwaardoor laatstgenoemde in hun
spoed worden vertraagd en de Passagiers verpligt
worden na den overvoer der Vrachtgoederen op