102 bij Uwe Majesteit was aangevraagd; alsmede tot het aanleggen van Stoomwagens op de gewone straatwegen, zoo als de nieuwsbladen ons melden". Requestranten vreezen de algeheele ondergang van hun veer, en bidden Z.M. „ingeval hoogst denzelven de verlangde concessie tot den spoorweg accordeert, onze belangens vaderlijk te beschermen, en goedgunstig te verhoeden, dat zooveele huisgezinnen worden ten onder gebragt". (Binnenscheepvaart 1939, no. 1: T. v. P., Concur- rentievrees honderd jaar geleden). Een geheel andere toon wordt aangeslagen in de „Zamenspraak tusschen de Spoorwegen en de Trek schuit, welke den 24sten Augustus (naar men zegt) voor het eerst zal afrijden"; daar roept de trekschuit nog pochend uit: „Wat ik mij buigen? ik, die jaren Ja eeuwen heb mijn baan bevaren". Maar in andere tijdgeschriftjes op dichtmaat van korte tijd later wordt reeds uitgeroepen: „Daarom, vergeet de Trekschuit niet". Tot B. en W. van Haarlem werd in 1839 een verzoek gericht om vrachtvermindering, „daar de Spoorwegen voor minder rijd dan in de Schuit betaald word". In Januari 1840 voeren er nog slechts twee schuiten: zij vertrokken van Amsterdam om 9 en 11 uur in de morgen, en van Haarlem om 4 en 71 /2 uur 's middags en 's avonds. De vrachtprijs bedroeg nu 30 cent in de schuit en 45 cent in de roef. Bovendien werd den schippers over de maand Januari ƒ300 uitgekeerd en hun het recht gegeven overtollige schuiten en paarden te verkoopen.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 1939 | | pagina 134