Jacobus Franciscus, dien zooveel ouderen onder ons nog zoo goed gekend hebben. Zooals gezegd, vindt men in de acta der groeiende onderneming den naam van J. W. A. Beijnes weinig genoemd, niet omdat zijn activiteit geringer zou ge weest zijn, dan die van zijn mede-vennooten, maar omdat hij, na voltooiing van zijn studie aan de Tech nische Hoogeschool te Aken in de fabriek gekomen, meer administratieven aanleg bleek te bezitten en daardoor minder naar buiten optrad dan zijn oudere mede-firmanten. En zoo is het gebleven, toen het oudere geslacht was heengegaan en naast hem de heer J. J. F. Beijnes en later diens zoon, Ir. J. J. Beijnes, de tech nische constructies bleven verzorgen. Ik ga hier verder niet op in, hoe verleidelijk het ook is uit het jubileum boek verschillende grepen te doen, hoe de onderneming geleidelijk tot grooten bloei kwam, hoe ze ook in ongunstige tijden met alle inspan ning heeft moeten werken om zich op het hooge peil staande te houden. Mijn taak is niet een lofdicht te zingen op deze echt-Haarlemsche onderneming, maar slechts te gewagen van hetgeen de heer J. "W. A. Beijnes gepraesteerd heeft. Niet mag ik verzwijgen, dat op 27 December 1917 de zaak is omgezet in een Naamlooze Vennootschap, dat toen naast den vroege- ren firmant Ir. J. J. Beijnes de heer A. J. J. Beijnes, zoon van J. W. A. als directeur is benoemd, en hij zelf toen de dagelijksche leiding opgaf, doch in de nieuwe Vennootschap den post van gedelegeerd Commissaris ging bekleedèn. Zoo bleef het tot 1930, in het Gedenk boek een ongeluksjaar voor de Vennootschap genoemd. Toen toch overleden kort na elkaar, op 26 Januari en op 11 Februari de beide directeuren Ir. J. J. en A. J. J. Beijnes, op wier samenwerking men terecht groote

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 1939 | | pagina 33