26
Zoo was hij o. a. vele jaren lang secretaris van
den Ring Haarlem van de Broederschap der Nota
rissen, plaatsvervangend lid der Kamer van Toezicht
op de Notarissen en Candidaat-Notarissen in het
Arrondissement Haarlem en bewaarder van de nota-
rieele archieven in dat arrondissement.
Van de Nutsspaarbank was hij aanvankelijk thesau
rier en na de reorganisatie van die instelling com
missaris.
Hij was penningmeester van de „Sociëteit Ver-
eeniging van 1889 tot 1894, oprichter en voorzitter
en tenslotte eere-voorzitter der Gierstraatvereeniging
en van 1889 tot 1937 eerst bestuurslid en vervolgens
commissaris van de begrafenisbos „De Broederlijke
Lierdebeurs", waarvan hij daarna tot eerelid werd
benoemd.
Waarlijk wel een eervolle en vruchtbare staat van
dienst in een zoo nuttig besteed leven. Maar dat
leven bracht hem naast veel goeds, naast veel voldoe
ning naast veel waardeering ook, zooals nu eenmaal
tot het lot van ieder mensch behoort, moeilijkheden
en teleurstellingen en strijd, die hij zonder klagen
dapper droeg, en ook tweemaal een diep leed: eerst
toen op 30 Maart 1908, op 20-jarigen leeftijd zijn
eenige zoon hem, na een ziekte van enkele dagen,
geheel onverwacht ontviel en daarmede de hoop, dat
die zoon, die ook voor het notariaat studeerde, nog
eenmaal als candidaat-notaris aan zijn kantoor zou
werkzaam worden, misschien nog eenmaal zijn opvolger
zou zijn, gebroken werd en vervolgens toen zijn vrouw,
Hendrika van der Maaten, dochter van Ds. G. J.
van der Maaten, predikant te Uithoorn, met wie
j 51 jaar zeer gelukkig is getrouwd geweest, op
16 November 1929 van hem werd weggenomen.