36
Hij rookte niet, hij dronk geen alcohol; het liefst
at hij eenvoudig; een Hollandsche winterpot was hem
dierbaar. Het was een opréchte hartelijkheid, als
hij tegen zijn moeder zeide: „nergens eet je zoo
lekker als thuis" als zij hem ontving met een lievelings
gerecht, dat zeer eenvoudig was.
Was hij, de laatste winters, gedurende enkele
maanden in zijn mooi en gezellig chalet boven St.
Moritz, dan was dat wel voor eigen genoegen, maar
nog veel meer om daar goede vrienden, liefst met
kinderen, te doen genieten van warme zon, gezonde
lucht en van zijn groote gastvrijheid. Vrienden om
zich heen met verhalen van vroeger, dan genoot hij
zichtbaar. Kinderen, vooral jeugd, die al richting
gaat zoeken, hadden een warm plekje in zijn hart;
hij informeerde naar alles met groote belangstelling
en heeft menigen goeden raad gegeverj. Maar ook kon
hij geheel kind zijn met de kinderen, door dwaze
streken hen brengend tot den dolsten lach. Hij begreep
kinderen en had de gave hen geheel aan zich te binden.
Hij was echt gelukkig om met vrienden en jeugd om
zich heen te zitten bij den Kerstboom in zijn huis.
Fokker was een „ruwe bolster met een gouden
pit". Met een hart van goud, een man voor wien
bepaalde banden sterk spraken en door hem heel
sterk werden gehouden; het allermooist en sterkst
was wel de band met zijn moeder; voor haar, die
altijd vertrouwen heeft gehad in zijn kunnen en slagen,
was hij steeds vol zorg, hartelijkheid en liefde.
Hij heeft het het spreekt wel van zelf in zijn
leven niet gemakkelijk gehad. In den beginne niet,
omdat iedere stap voorwaarts slechts mogelijk was
door de hoogste eischen aan zich zelf te stellen. In
de midden periode niet, omdat toen anderen de hoogste