eischen aan hem stelden. In de laatste periode niet,
omdat de vorderingen in de techniek, van anderen,
hem voort joegen om voor te blijven. Hij heeft het
wel uitgesproken: „ik had er op zeker moment mee
uit moeten scheiden, dan had ik nog wat rust gehad
en tijd voor andere dingen". Maar hij kon hét niet
los laten. Ook begreep hij heel goed, dat ieder man
van beteekenis, vooral in de techniek, eenmaal wordt
gepasseerd: „een man moet niet ouder worden dan
50 jaar". Hem is dit laatste gegeven; 3 maanden voor
zijn vijftigsten verjaardag is hij gestorven.
Hij werd opgejaagd in zijn leven, in zijn vermoeiend
en zenuwsloopend bestaan. Hij had geen rust. In zijn
opkomst-periode zeker niet; de nachten gaven hoogstens
4 a 5 uur slaap en dan nog met een potlood en blocnote
aan een spiraalveer boven zijn bed. In zijn bloei
periode niet, omdat na drukke dagtaak nog vaak tot
diep in den nacht besprekingen moesten plaats hebben,
het meest voor zaken maar ook vele malen een inter
view moest worden toegestaan aan de persin dit
laatste opzicht kende hij een plicht, hij meende, dat
land- en tijdgenoot recht had op voorlichting omtrent
wat gaande was in zijn vak.
Rust is vrijwel het eenige, wat Fokker nooit gekend
heeft, omdat hij deze niet zocht en niet begeerde.
Werkelijke rust, alleen dus maar een praatje, maakte
hem onrustig. Steeds was hij bezig, zelfs in die tijden,
die hij zich als een vacantie had gedacht, zoo b.v.
's winters in St. Moritz. Dagelijks ging daar nog de
telefoon met de halve wereld, hij kon het niet geheel
over laten.
Werkelijke ontspanning voelde hij alleen, als hij
zich bezig kon houden met heel iets anders en bijzonders,
dan liet hij zaken en vliegtuigen los. Zoo b.v. zijn met