52
28 July 1825, door een lid dier commissie". Hij wijdde
dronken aan den Koning, den Gouverneur van Noord-
Holland en den voorzitter der Hoofdcommissie en
sprak tot de stad Haarlem de volgende dichtregelen:
Heeft Gent, bij d' eerste proef, voldingend aangetoond,
„Hoe ver de Volksvlijt gaat in 't Rijk, 't geen wij
bewonen,
„De stad van Haarlem ziet haar pogen mild beloond,
„Daar zij de tweede proef met dubblen glans ziet
kroonen.
„Zij doet op dezen plek het Staatshuishoudlijk oog,
„Niet slechts van Nederland, maar van den vreemdling,
turen
„En vergelijkt men reeds, hoe, evenredig hoog,
,,'s Rijks Volksvlijt overtreft die onzer nageburen.
„De stad Haarlem bloeye en teekene dit feest
„Naast Kosters eeuwfeest op, als dat van vlijt-
bekrooning,
„Waar drukkunst ruim in deelt, die hiervan staat
en geest
„Vereeuw'gen zal tot lof van Stad, van Land en
Koning".
Op 6 Augustus werd den kinderen van Arm- en
Weeshuizen te Haarlem de gelegenheid geboden, de
tentoonstellingen te bezoeken, waar zij in optocht,
met banieren en muziek der schutterij voorop, heen
trokken en van stadswege onthaald werden. Hun
dankbaarheid uitte de binnenvader van het Gerefor
meerde Burgerweeshuis, Joh. Kuenen, in zijn „Ge
zangen voor de kinderen uit de onderscheidene gods
huizen bij en na de bezigtiging der tentoonstelling van
Nederlandsche volks- en kunstvlijt". Het weer, dat